Я люблю. Хоть и бледен сегодня мой лик, потому что люблю, я расстаться с тобою не смею. В моём небе ты яркой звездою возник, пред лучами твоими, теряясь от страсти, немею. Я люблю, потому-то осанка моя так пряма. Потому-то мой смех никогда не утратит веселья. Я тебя возношу, точно Бога. В твои терема я хотела бы душу вселить, а не слабое бренное тело. Потому что люблю, мои слёзы медовы на вкус, а обиды мои пахнут мятой, шалфеем, душицей. Ты им – солнечный луч и роса, а мороз их не тронет, доколе я буду любить и молиться. Я люблю и надеюсь до смерти прожить лишь с тобой, веря в то, что мой дух не уснёт в тупике переулка. ТЫ – мне дал два крыла. Вон, шуршат за спиной, расправляются, белые, чёрною полночью гулкой. 因为我爱你 – Omdat ik van je hou Daarom is mijn gezicht zo bleek en durf ik niet bij je weggaan. Je verscheen in mijn hemel als een glinsterende ster. Voor die stralen wil ik mijn leven graag geven. Daarom mag mijn rug niet krommen als een kram en straalt mijn glimlach van vreugde. Ik wil je vereren als een god en in jouw huis wil ik mijn ziel brengen, niet zozeer mijn lijf. Ik beloof, dat mijn tranen naar honing zullen smaken en dat mijn beledigingen ruiken naar munt, salie en rozemarijn. Je bent hun zonnestralen en dauwdruppels en de vorst zal hen niet raken, want ik bemin je en bid voor je. Ik hoop dat ik met jou zal leven tot mijn dood en ik beloof je dat mijn geest niet in slaap zal vallen. Jij gaf me twee vleugels, hoor, ze knisperen achter mijn rug in het donker, twee witte, ze spreiden zich uit. |